ROADTRIP MIDDEN EUROPA

2023

Tijd voor een nieuw avontuur. 


Dreas heeft zijn opdracht afgerond. De Chevrolet met daktent hebben we voor de winter al verkocht. Onze oude geliefde ‘wagon’ is in nieuwe enthousiaste liefhebbershanden. Wij rijden nu met een Opel Vivaro bestelbus waar Dreas voor deze reis een bed in heeft getimmerd.


Het Dreamersland Festival in Polen kwam op ons pad. En zo ontstond het idee om door Midden Europa te reizen. Nooit geweest, nooit eerder bedacht. Maandag 31 juli jl. vertrokken we. Hoe lang de reis gaat duren, weten we niet. 


Steden slaan we weer over, het gaat ons niet om overal van alles te bezichtigen. We volgen vooral de groene gebieden op de kaart. Natuurschoon in ons opnemen en een indruk van de verschillende landen opdoen. 


-


Tekst en foto’s staan anti-chronologisch. Je vindt het meest recente bovenaan. Je kunt de stukjes ook gewoon per land lezen. Foto's staan onderaan de pagina.

TERUG


“Waar zijn we?”, vraag ik Dreas. Midden in de nacht open ik mijn ogen, zie licht en kan het niet plaatsen. Ik droomde van hellingen op en af in Zwitserse bergen. Prachtig mooi. “Aan boord.”, is zijn antwoord. 


We zijn terug aan boord. De wind jaagt door de verstaging. Dagje binnen zitten met harde wind en regen. Achteraf werd ik geloof ik wakker omdat de boot bewoog. Zo sta je op een bergtop in het Triglavski National Park en zo sta je als verrassing bij één van de kinderen voor de deur om een verjaardag te vieren. 


Triglavski National Park, aan het meer van Bohinj, is een prachtplek. We wandelen langs het meer, lopen naar Slap Savica, de waterval en wachten op goede omstandigheden om te vliegen. Beneden in het dal is er geen zuchtje wind, ’s ochtends liggen de woken bijna tot op het water en een paar uurtjes later schijnt de zon volop. 


Zo ook op de dag dat we gaan vliegen. De gondel brengt ons door de woken op een zonovergoten skipiste. De stoeltjeslift werkt niet. We gaan in twee groepjes met een 4x4 verder omhoog. Ik zit in de tweede lichting. Ambrož zijn parachute ligt al klaar. Het is aankoppelen, zijn instructies opvolgen en FLY. 


Geen tijd voor angst, geen maag die zich omkeert in je buik. Je springt niet in een afgrond, je vliegt omhoog, zweeft. Ambrož vertelt, legt uit en zet ons ongeveer een half uur later weer op onze pootjes neer. Met een glimlach van oor tot oor geef ik hem spontaan een omhelzing. 


Ook al sta ik weer met beide benen op de grond, ik blijf nog een poosje ‘high’.


We rijden om het meer van Bled en vervolgens het noorden van Italië in. Nog steeds helder bergwater in rivieren, bergen en groen. Drie kleine authentieke dorpjes op rij. We lachen om onszelf wanneer we het zoveelste oude pand op de foto zetten. Toch is het grootste deel van wat wij in Noord Italië rijden, vol en druk. Dalen vol bebouwing en daardoor ook wegen vol auto’s. 


Zaterdagochtend is onverwacht nog een cadeautje. Van Aprica rijden we noordwaarts Zwitserland in. In het dorpje Le Prese loopt het treinspoor gewoon over de doorgaande weg. Best raar maar gelukkig komen wij de trein dan niet tegen. 


We klimmen verder omhoog. Opnieuw is het prachtig mooi. Rotsen, naaldbomen en bergtoppen vol sneeuw. De Passo del Bernina heeft haar ‘wegdektop’ op 2330m hoogte. De rode Bernina Express schuift traag door het landschap. Fietsers, motorrijders, camperaars, mensen in gewone auto’s, sportauto’s en de mensen in de trein, allemaal maken we foto’s van de prachtige omgeving. 


De Julierpas daarna is veel kaler.  Er is nauwelijks een boom te ontdekken, de rotsen zijn bedekt met donkergroene en donkerrode vetplanten lijkt. Toch is het ook hier betoverend mooi. Even later rijden we de vallei van Sur in. De hoogste bergen liggen achter ons. Hier geen ‘met de losse hand gestrooide huisjes’ maar complete dorpen in keurig groen gemaaide grasvelden. 


Met een barst in de voorruit en een streep rubber van een andere auto op de zijkant maar verder ongeschonden draaien we de snelweg op. Tot de nok toe gevuld met indrukken. 


Negen weken, uit en thuis in 9000 km en door vijftien landen. 

We zouden morgen zo weer vertrekken.

SLOVENIË EN KROATIË


We staan bij Bohinsko Jezero in het Triglavski National Park, het meer van Bohinj, bij de Julische Alpen (Slovenië, 25/09/23). Het is niet alleen voor ons erg koud, ook voor onze medereizigers. Menigeen loopt hier ’s ochtends en ’s avonds met de muts op. De komende dagen is zon voorspeld en donderdag lijkt een mooie dag voor paragliding. Als een vogel zwevend door de lucht, vanaf de Vogel berg, zo’n 1900m hoog met zicht op de Triglav top, de hoogste berg van Slovenië, nog eens 1000m hoger van de Vogel.


Van Kroatië naar Slovenië rijden we door glooiend groen platteland, omzoomd met bergen in de verte. Intens groen grasland. In het zuiden hadden alle grassoorten inmiddels een hooikleur. We nemen een kort uitstapje naar de kust om de meeste regen te ontlopen. Eenmaal in de buurt van Triglavski National Park slingeren we langs snelstromend water of slingeren we bergen bedwingend omhoog of omlaag. Tot hier aan het meer. 


De weg hiernaar toe deed soms ‘Oostenrijks’ aan. Niet raar natuurlijk. We zitten tegen de Oostenrijkse grens aan en wat is een landsgrens. Niet meer dan een kunstmatig getrokken lijn waar voorbij de kentekens van auto’s opeens andere letters hebben en de mensen een andere taal spreken. De omgeving verandert niet zomaar.


Wij ervaren geen verschil kort over een grens, wel tussen de zuidelijke breedtegraad en meer noordelijke breedtegraad. Sinds we de grens van Kroatië over zijn, zijn we terug in ‘het westen’, terug in de EU. De wegen zijn goed, alles is netjes. Bijna te netjes. De routine van land uit, land in is voorbij. De douanehokjes en geldwisselkantoren bij de grens van Kroatië Slovenië staan leeg. 


We voelen het verschil en proberen dat voor onszelf onder woorden te brengen. Het is net of is men in ‘het westen’ meer op de buitenkant gericht en men in het oosten en zuiden makkelijker is. Deze landen waren natuurlijk ook lange tijd minder rijk. Dat zal ook meespelen. In het zuiden lijkt alles minder strak. Als het maar werkt, is het goed. En als het niet meer werkt, blijft het in de tuin staan. Huizen zijn vaak niet afgebouwd. Sanitair bij campings is, naar onze begrippen, vaak slordig gebouwd. En men leeft natuurlijk veel meer buiten omdat de temperatuur dat toelaat. De straten lijken leger in het noorden.


Zo stonden we op de eerste camping in Kroatië op keurig aangelegde plaatsen. Geen bloemetje meer in het strak en kort gemaaide gras. Hier aan het meer staan we gelukkig wel weer kris kras tussen bomen en de omgeving rondom het meer is prachtig.


De zon schijnt ’s middags en de schoonmaker maakt er een feestje van met lekkere muziek en de volumeknop hoog. Je kunt niet anders dan meeswingen. Het wachten is op de vlucht.

BOSNIË EN HERZEGOVINA 


Over een houten brug rijden we het land in. Het laatste land zonder data. We rijden inmiddels op een offline kaart. Voorbereiden en downloaden doen we via wifi op campings en een enkele keer bij een tankstation. 


De weg is eerst heel slecht. Ook hier nog steeds zo nu en dan een koe op de weg en een afgezette rijbaan omdat het wegdek weg is. Soms al zo lang dat er planten groeien. Langzaam rijden we de bewoonde wereld weer in en rijden we erg veel door dorpen, met een maximale snelheid van 50 km per uur. De lokale bevolking houdt zich hieraan. Wij dus ook.


Huizen die onaf zijn, dienen als opslag voor hooi en andere spullen. Autosloperijen zijn er volop. Veel tentjes met mensen op terrasjes. Vrachtwagens vol boomstammen komen voorbij en we zien veel houtopslag bij huizen. 


En oude panden met kogelgaten.


Eenmaal terug in het groen, komt de ervaring van rust en ruimte terug. We rijden door een dal waar met de losse hand huisjes in zijn gestrooid. De herfst doet haar intrede. Lichtgroen, geel, rood. Hele bergen, dichtbegroeid, kleuren herfst. Op de ‘camping’ is geen wifi. De vrouw biedt aan om de kinderen te bellen en te laten weten dat alles goed is. Dat is lief maar niet nodig. 


De lange broek gaat weer aan. In flink wat regen rijden we een dag later naar Una Nationaal Park met watervallen bij het plaatsje Martin Brod. Ten noorden van Sarajevo zien we langzaam steeds meer Nederlandse campers. Tezamen met het weer, de herfstkleuren en de lange broek doet het ons beseffen dat we steeds noordelijker komen. 

MONTENEGRO


“You have a nice woman,” zegt een man tegen Dreas bij het tankstation. We staan daar om te overleggen, meestal gaat dat gepaard met koffie en plaspauze. De man knoopt gelijk een praatje aan, vraagt waar we vandaan komen. Vaak denken ze aan Duitsland. We zien er natuurlijk uit als toeristen uit het noorden en de meeste toeristen zijn Duitsers. Het gaat al snel over Spanje. “More casanova’s there,” zegt hij. Als hij weg is, lachen we om deze casanova. 


We staan op een prachtige camping in Buljarica, vlakbij de kust maar ver genoeg van de drukte. De eerste en enige camping tot nu toe met privé sanitair. De volgende ochtend blijkt dat we de badkamer delen met twee kikkers. 


Wanneer we onze weg naar het noorden vervolgen, rijden we een aantal kilometers langs de kust. In Kroatië langs de kust rijden? We zijn gelijk genezen van dat idee. Drukte en stad doet ons elke keer beseffen dat wij daar niet blij van worden. En de mensen die daar rondlopen ook niet altijd. Het lijkt net alsof veel mensen in drukke plaatsen onder een soort van waas leven. Ze hebben zoveel minder sprankeling in hun uitstraling. 


Terug het binnenland in. Terug naar de natuur. Ook al rijden we geen enkele snelweg, we rijden in Montenegro door ontelbaar veel tunnels. Sommige zijn mooi recht. In sommige zit de 180 graden bocht juist in de tunnel. En al die tunnels zijn compleet onverlicht. 


Het is verrassend hoe de omgeving weer anders is in Durmitor Nationaal Park. Een heel open omgeving, met lagere rotsen en glooiende hellingen. Toch zitten we hier weer op 1800-1900m hoogte.  


Het mooie Montenegro sluiten we af met de Tara Canyon. De plek waar je dit het mooist kunt zien is bij de brug, bij Durdevica. Zo staat dat ergens op internet. Daar zijn dus ook de zip lines, rafting, restaurants en souvenirs te vinden. 


Kloven, de diepte inkijken, azuurblauw water in rivieren en stuwmeren, we zien het op verschillende plaatsen langs de wegen die we rijden en steeds weer is het betoverend mooi. De draaiing in je buik wanneer je in een afgrond kijkt of het ontzag dat je voelt wanneer je langs een rots omhoog kijkt, laat zich niet vangen in een foto. 


Toch maken we er veel. Voor de herinnering.  Steeds weer blijkt dat we van bergen en water houden. Van niet te netjes maar meer speels, niet te strak maar gerafeld, liever ruig dan glooiend. Deze landen zijn voor ons fantastisch.

ALBANIË


Mijn hart gaat weer meer open wanneer we Albanië in rijden. De oude uitkijktoren doet gelukkig geen dienst meer. We zijn inmiddels gewend aan de routine van het ene land uit, paar meter doorrijden en dan het andere land in. Vaak is de omgeving aan weerszijden van de grens eerst wat leeg en weinig authentiek, daarna kom je in oorspronkelijke bebouwing. 


Naar de camping toe slingeren we over goed wegdek hoger en hoger. Het uitzicht is prachtig. Een dag later is de weg heel wat slechter. Maar ook dat heeft veel charme. Stof happen achter een vrachtwagen en zo slingeren dat inhalen geen optie is. Weinig oude huizen, wel de gemoedelijkheid van het platteland. Eén of twee koeien op stukjes grasland, mais vastgebonden als korenschaven en bergjes hooi. 


Doordat we via Noord Macedonië zijn gekomen, zitten we zo noordelijk in Albanië dat we er in een dag weer uit zouden rijden. Dat voelt als zonde. Eerst nog een camping hier in Albanië en dan bedenken wat we nog willen. Bij een koffie langs de weg stopt een jong stel en geeft ons een flyer van de regio. Verbaasd over zoveel vriendelijkheid nemen we deze in ontvangst. 


De camping ligt aan een stuwmeer, de man van het restaurant vraagt of we vlees of vis willen eten. “Is de vis wild gevangen?”, vragen we. “Ja, natuurlijk”, is zijn antwoord. “Die ‘fish farm’ is van een Turks bedrijf en de kweekvis gaat naar Europa. Wij serveren wild gevangen vis.” We geloven hem. 


De dag erna rijden we Theth National Park in. Eigenlijk liggen hier vier nationaal parken, in drie landen, tegen elkaar aan. Theth zelf stelt niet veel meer voor. Net zoals op andere mooie plekken zijn er erg veel accommodaties voor toeristen gebouwd. De weg het nationaal park in is werkelijk prachtig en eenmaal op het hoogste punt is het uitzicht over de bergketens onwaarschijnlijk mooi en indrukwekkend. 


Doorrijden kan hier niet. Een dag later rijden we dezelfde weg terug. Op naar Montenegro. De rest van Albanië is voor een andere keer. Dit is voor ons een land om terug te komen.

NOORD MACEDONIË


Noord Macedonië rijden we maar kort doorheen. Al is de route door het Mavrovo National Park mooi, en willen we een land niet tekort doen, voor ons is dit niet een land wat erg aanspreekt. Misschien is het niet zo onze plek, misschien rijden we net het verkeerde stukje. 


Aan de grensbeambte ligt het niet. Hij vraagt om onze groene kaart en die hebben we niet. Vroeger kreeg je die nog thuisgestuurd wanneer je je auto verzekerde, tegenwoordig allang niet meer. Mobiel bereik valt weg. Ik loop een stukje terug de kant van Griekenland op. Online inloggen wil ook niet. Bellen dan maar. Tien minuten later mogen we, met een glimlach van zijn kant, het land in. 

GRIEKENLAND


Voor het Orakel van Delphi hebben we nog ongeveer 500 kilometer te gaan. Geen idee waarom maar deze keer kijken we naar de weersvoorspelling en zien we dat er ten zuiden van Thessaloniki heel veel regen gaat komen. We besluiten verder te gaan wanneer de erge regenval voorbij is en boeken een hotelletje bij het Kerkini meer.


Vanaf ons balkon hebben we zicht op het gezinsleven van vader, moeder en drie kinderen. In de tuin een bestelbus zonder motor, dingen afgedekt onder zeil, een stalen schommelframe, scheef en zonder schommels, hond aan de ketting en speelgoed waar de kinderen te groot voor zijn. Binnen staat de tv aan. 


Eind van de dag komt de vader thuis, niemand lijkt elkaar echt te groeten, hij trekt een zeil aan de kant en begint te sleutelen aan een motorblok. Zo ook de tweede avond. Op de derde avond loopt hij opeens naar het schommelframe en flext de betonblokken van de poten van het frame. Zijn vrouw helpt sjouwen, het frame gaat voor de auto, kettingtakel eraan, motorblok eraan. Daar was het dus voor. En ja hoor, de volgende ochtend zit het motorblok in de bestelbus. 


We horen de motor niet meer lopen. Tijd voor ons om te vertrekken. 


Typisch zijn hier mini kerkjes op een paaltje langs de kant van de weg. Sommige zijn kapot, sommige zijn nog mooi. Soms staan er lijstjes met heiligen in en branden er kaarsjes. En soms zijn het echt weer kapelletjes. 


We komen in bergachtig gebied. Op steeds meer plaatsen loopt water over de rotsen naar beneden, een enkele keer loopt het nog steeds over de weg. De weg is overduidelijk schoongeveegd. De sneeuwschuiver doet hier dienst als modder- en steenschuiver. 


Eenmaal zuidelijk van Larisa kunnen we niet verder. Politie houdt iedereen tegen. We zagen al fruit- en olijfbomen met de hele stam in het water staan. Vanaf hier is de weg afgesloten. 


Omdraaien dan maar, 35 kilometer noordwaarts, daar links en dan nog zo’n 100 kilometer westwaarts is een camping. Vanaf deze camping kunnen we later via een andere route naar Delphi. Twee keer hetzelfde rijden is niks aan. 


Fantastisch mooie rotsen doemen op in de verte. Aan de voet van deze rotsformatie blijkt de camping te zijn, aan de voet van Meteora. Daar waar nog zes kloosters, van de 24 ooit, hoog op de rotsen staan. Eeuwen geleden gebouwd. Het laatste stuk weg ernaar toe ligt naast een hard stromende modderrivier, met horizontaal liggende bomen, gewoon compleet ontworteld.


Een dag later is de situatie niet beter. Op de rondweg van Trikala kunnen we rijden. We worden steeds stiller. Velden en velden staan onder water, hele delen van de rondweg zijn besmeurd met modderdrab. Struiken en bomen zijn tot één, twee meter hoogte modderbruin gekleurd, de bovenkant nog groen. Tot zo hoog heeft dus het water gestaan. 


Opnieuw stranden we bij een afzetting. “Misschien gaat over twee uren de snelweg open”, zegt de agent. “Die trucks staan ook te wachten.” We parkeren, maken koffie en overwegen wat te doen. Via Ioannina is ver om. Misschien eerst westelijk, naar Arta. Dat lijkt ook mooi. 


We moeten nu door de stad. Pompen draaien en lozen water op straat. Takken, riet en ander groen hangt aan de brugreling. Complete inboedels staan op straat. Een vrouw poetst het kerkje aan de weg schoon. Eenmaal aan de rand van de stad zien we bedrijfspanden en -terreinen vol modderdrab, bij een tuinbedrijf drijven lege bloempotten in roodbruin water, een medewerker probeert met een trekker iets aan te richten. Afschuwelijk. Wat een ellende. 


De eerste kilometers gaan goed. Tot we ook hier op een afzetting stuiten. We parkeren opnieuw. Koffie en herberaad. Twee mannen sleutelen aan een vrachtwagen. Ik loop er naar toe. Ja, de weg is afgesloten. “One day, two days, three?”, zeg ik. De man kijkt me aan. “One year, two years, three?” Er zijn twee bruggen ingestort. 


We willen graag uit dit gebied. Niet alleen omdat we geen ramptoerist willen zijn, we hebben ook niet gelijk het idee dat we van betekenis kunnen zijn en het is vreselijk triest om aan te zien. 


Het wordt de snelweg naar de westkant van Griekenland. Sinds we de grens overgingen bij Duitsland Polen hebben we geen snelweg meer gekozen. Nu zijn we een paar uur later aan zee, met zicht op Corfu waarachter de zon als een grote rode gloeiende bal langzaam verdwijnt. De zee, die mooie blauwe zee. Flink zout en kristalhelder. Dit stond geheel niet in onze planning. En toch belanden we aan zee. We genieten heel erg. 


De rit, een paar dagen later, is fantastisch mooi. Langs hoge bergen, veel groen, oerrotsen, een kapel hoog op een rotspunt en de brede bedding van de Sarantaporos rivier. De geiten op de weg hebben geen haast, wij ook niet. We ontwijken geen wolven en beren, waar steeds waarschuwingsborden voor staan, wel een eekhoorn en Dreas helpt een grote schildpad het laatste stukje met oversteken.


Men zegt dat het Orakel van Delphi nooit eenduidige antwoorden geeft. Je moet er zelf nog de juiste interpretatie en richting aan geven. Voor ons is de richting noordwaarts geworden. 

BULGARIJE


De laatste kilometers in Roemenië zijn vlak, heel vlak. Aan de drukke weg wordt gewoond, hout gehakt, groente en fruit verkocht en gecontroleerd. Een politieagent gebaart ons te stoppen. We begrijpen elkaar maar matig en mogen daarom de weg weer op. Hij wenst hij ons een goede reis. Denken we. 


De volgende ochtend rijden we naar de ferry waarmee we de Donau oversteken. Aan de overkant ligt Bulgarije. Het is zo’n vijftien minuten varen. Om zes vrachtwagens aan boord te krijgen, wordt het schip vijf keer één vrachtwagenbreedte verlegd waardoor de volgende erop kan. Ondanks het vaardig hanteren van dikke staalkabels duurt dit zo’n drie kwartier. Bring me to the shore, staat op het shirt van één van de mannen. En dat lukt.


Voor ons ligt een enorm uitgestrekt, glooiend landschap. Grote vlakken mais, geel en groen, zonnebloemen, nog mooi en zwart verpieterd, en land waar de oogst al achter de rug is. De bomen ertussen maken het tot een speels geheel. 


Hoe langer we rijden, hoe groener het wordt, hoe hoger de bergen en hoe dichter het bos. Met zo nu en dan een dorpje. Bulgarije blinkt uit in heel veel ruimte en ongerepte natuur. 


Ergens in het bos, langs een riviertje, is een camping in opbouw. Eigenlijk is het een soort legaal wildkamperen want het toilet is net zoals onze porta potti. Wanneer we ’s ochtends vertrekken, komen zestien paarden ons uitzwaaien. De eigenaar is er dan allang niet meer. Die werkt overdag en komt alleen ’s avonds de gasten groeten en voorzieningen schoonmaken om zo de camping verder op te bouwen. 


Steden beginnen we normaal gesproken niet aan. En waarom weten we niet, maar we vatten het plan op om Sofia te bezoeken. Om daar te komen, rijden we door het Balkan gebergte. De weg die we kiezen, blijkt de Troyan pas te zijn. Wat een cadeau. Wat een onwaarschijnlijk mooi gebied. Het woord balkan zou van het Turks komen en bebost gebied betekenen. Maar zoals altijd op grote hoogte is het boven kaal en zijn de vergezichten enorm. Hier staat de ‘Arch of Liberty’, op 1630 meter hoogte, met de jaartallen 1878 en 1944 erop, ter nagedachtenis van de gevallenen die vochten voor de vrijheid van Bulgarije. 


Die vielen niet alleen tijdens oorlogen. De 32-jarige Vasil leidt ons in drie uren tijd door Sofia en tientallen jaren geschiedenis. Hij vertelt over het tijdperk na WOII, over het socialistische regime wat zou moeten leiden tot zuiver communisme. Geen enkel land bracht het zover. Het IJzeren Gordijn viel. Sommige mensen treurden, sommige mensen juichten. Voorspoed was er ook daarna niet zomaar. Begin jaren negentig stonden zijn grootouders met voedselbonnen in de rij, zijn ouders namen ’s nachts de plek over om de volgende ochtend het stokje weer over te dragen en naar hun werk te gaan. 


Na Sofia rijden we door een dalgebied. Letterlijk en figuurlijk vrij vlak ten opzichte van al de omringende berggebieden. Een schildpadje steekt de weg over en gaat tussen onze wielen door. Dat lukt de auto achter ons ook. Sommige vossen zijn minder fortuinlijk. 


Bulgaren houden van wandelen. De zeven Rila meren op een zaterdag bezoeken, is dan ook geen slim idee. Bij het zien van de rijen voor de kabelbaan, besluiten we om te keren. Het Rila Monastery zien we wel, maar wanneer een medewerker met liefde aangestoken kaarsen uitblaast en weggooit, een vrouw geld lijkt te geven aan een monnik voor een gesprekje en er veel duivels in alle schilderingen voorkomen, komen we hier met een onbestemd gevoel vandaan. 


Na een rit, waarvan de laatste kilometers weer met duizelingwekkende steile afgronden en nergens vangrail, kamperen we die nacht op zo’n 1800 meter hoogte. De hoogste piek van het Pirin gebergte is nog ruim 1000 meter hoger. Ook hier is het niet meer dan legaal wildkamperen.


Bulgarije heeft nog veel meer fantastische plekken om te bezoeken, nog veel meer ongerept natuurschoon. Dat maakt het kiezen lastig. Maar toch koersen we ook nu verder zuidwaarts. 


We zijn vijf weken onderweg. Het is inmiddels september. We zitten geografisch ongeveer 1400 km zuidelijker dan Franeker, we reden 4400 km. In de kou kamperen, is nog niet echt ons ding. Net als steeds gedeeld sanitair gebruiken. Soms verlangen we naar eigen, privé sanitair en ook naar vrij te zijn van alles wat vliegt, kruipt, prikt en bijt. 


Kamperen is net als het leven, net als het tij. Soms is het fantastisch, soms wat minder. Soms is het eb en soms is het vloed. 


En zo sluiten we weer aan in de rij om de grens over te mogen. Na de grenscontrole betalen we twee euro tol en krijgen een ticket. Uit het raampje van de auto voor ons waait het bonnetje naar buiten. Nationaliteit van de automobilist doet er niet toe. Al wekenlang zien we vreselijk veel troep in bermen en op stopplaatsen. Mensen maken er een dikke bende van en overheden lijken het vuil niet op te halen. Wonderschone natuur en achteloos daar mee omgaan. 


We zijn benieuwd of het Orakel van Delphi hier iets over te zeggen heeft.

ROEMENIË deel 2


We zitten op een kantelpunt. Vanaf hier gaan we of naar het westen, of naar het zuiden. Toen het idee voor deze reis ontstond, dachten we niet eens aan Roemenië. Zo gaat dat met ideeën. Net als dat dingen, zo gewoon voor een ander, voor jezelf soms een beetje spannend kunnen zijn. Ergens had ik soms een klein beetje een vaag gevoel van onbestemdheid, niet weten hoe het hier zou zijn, kunnen we wel pinnen, waar komen we terecht etc. Een andere wereld is het zeker. Maar vooral verrassend anders qua leefwijze en omgeving, waardevol en mooi. 


We belanden op een gesloten weg die iedereen gewoon blijft nemen en sluiten aan in de rij. Na 25 minuten wachten, wordt ons wachten beloond. We vervolgen de mooie route en kamperen in de kloof van Bicazului. Daarna gaan we richting het Fagarasan gebergte. De Transalpina is ook een optie. Eerst Transfagarasan, besluiten we. We kiezen een camping dichtbij om de dag erna alle tijd te hebben. 


De camping eigenaresse adviseert ons op tijd te vertrekken, wel tussen acht en negen zegt ze, wanneer ze vraagt naar onze plannen. De wekker krijgt geen kans, om zeven uur zitten wij in de auto om, met een snelheid van max 40 km per uur, door het hoogste gebergte van Roemenië te rijden. 


De route leidt ons in korte tijd tot duizelingwekkende hoogte. In onze afkeer van toeristendrukte missen we het Balea meer op de top. Dat laten we zo. We genieten van de rust op de weg, maken een koffie net voorbij de top en eten een boterham. Langzaam dalen we af. Van de kale vlakte met kuddes schapen, stroompjes, watervalletjes en veel ontwortelde bomen komen we weer in de bossen. “Zouden we nog beren zien?”, zeggen we tegen elkaar. 


Ja, snel, de camera! De beer kijkt, draait zich om en verdwijnt in het groen. Toch zijn we super blij. Even later zien we een auto op de weg stil staan. We kijken in de richting waar zij kijken. Een beer, nog één. Deze beer blijft ontzettend lang zitten. We rijden een klein stukje door en stoppen om te ontladen. Ik lach en huil tegelijk. Zo ontzettend bijzonder vind ik het. 


Zo zien we uiteindelijk vier keer een beer. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Ze lijken gewoon, net als grote honden, hier met de mensen te leven. Maar dat maakt de beleving niet minder. 


We wikken en wegen een paar dagen lang. En besluiten. Morgen gaan we zuidwaarts. Dat betekent ook dat we delen van Roemenië links moeten laten liggen. Of in dit geval rechts. Wetende dat we iedere dag rechtsomkeert kunnen maken, kiezen we op dit moment voor koers zuid. Op naar Bulgarije. 


Ergens in ons achterhoofd is zelfs het ideetje ontkiemd dat we misschien we wel tot aan het Orakel van Delphi gaan. Ken u zelf. Wie kent de uitdrukking niet. We gaan stap voor stap, laten over ons heenkomen hoever we gaan, hoe lang, hoe snel en waar we uiteindelijk belanden. 

 

Morgen (26 augustus) eerst het laatste en zuidelijkste deel van Roemenië. Dat lijkt vlak. Tot nu toe bracht het land ons onwaarschijnlijk mooie natuur, veel aardige mensen, veel hout, veel hooi en de beleving van grote contrasten (zie Roemenië deel 1).


Reisadvies Roemenië? Altijd doen!




ROEMENIË deel 1


Na een serieuze grenscontrole rijden we op 17 augustus 2023 Roemenië in. 


Na twee dagen en 300 km in de regio Maramures zit ik tjokvol met indrukken. Op de een of andere manier is het hier heel anders dan we tot nu toe beleefd hebben. 


Wanneer we 200 km per dag rijden, vraagt dat gemiddeld zo’n vier uren tijd. Pauzes niet meegerekend. Langzaam reizen is niet uniek voor Roemenië. Dat is inherent aan binnendoor rijden, zeker in bergachtige omgevingen. Wel uniek is de enorme hoeveelheid buitenlandse kentekens en luxe auto’s. Waarschijnlijk deels toeristen en deels Roemeense mensen die in het buitenland wonen en werken en nu op vakantie zijn in eigen land. 


Aan weerszijden van de weg is veel verkoop van mooie groente, fruit, uien en aardappelen. Langzaam verandert de bouwstijl van huizen opnieuw. Dakconstructies zijn weer anders, er komen weer meer houten huizen. In het zuiden van Slowakije en noorden van Hongarije was dit minder. Kerken worden hier weer groter. Jezus aan het kruis is soms een mooi beeld, soms gefiguurzaagd en soms gewoon zilvergrijs gespoten. Houten poorten, gevels, balkons en soms hele kerken met prachtig houtsnijwerk. Een herder drijft schapen de helling op. Zijn vier honden lopen op de doorgaande weg. 


We krijgen ‘oog voor’ zigeuners, Roma’s, gipsy’s. Ik weet niet wat de correcte naam is. Wel dat zowel de Slowaakse Jana alsook Hongaarse Richard de problemen kennen. Problemen zijn vaak complex, niet eenvoudig te duiden. Het enige wat wij zien, is dat ze paddestoelen en bessen plukken en langs de kant van de weg verkopen, wonen in armoedige omgevingen en hier zien we ze wonen in hutten en caravans bij een rivier. De boel is waterdicht gemaakt met plastic zeilen. Mannen zitten in een trailer met elkaar aan een tafel. Kinderen spelen overal. Later horen we dat zij plukken in opdracht van ‘een baas’ en dat vooral die persoon daar beter van wordt. 


De 300 km in Roemenië laten ons een wereld van contrasten zien. Authentieke houten huizen, soms erg vervallen en grote, luxe, strakke villa’s. Soms een tractor en vrachtwagen die je bij ons alleen nog op een jaarmarkt van stal ziet komen en dure Audi’s en BMW’s. Kleinkinderen in moderne kleding vergezellen oma in rok en haardoekje. Wonderschone natuur en veel vervuiling. Strobalen, een enkele keer zelfs in plastic, en het werk met de hand. Met de zeis maaien, met de vork opschudden, over een droogrek hangen en vervolgens op een hooiberg steken. 


Paard met wagen bestaan hier nog. De lading bestaat uit hooi. Of uit dunne boomstammen. Waarschijnlijk is het, net als in Hongarije, tijd om in te slaan voor de winter. Hout voor de menselijk benodigde warmte en om te koken, hooi voor de dieren.


We staan nu niet op een camping in een bos maar ergens op het platteland. Hier is het rustig maar niet superstil. Hier wordt geleefd. Een sirene in de verte, de trein die soms langs gaat, de hond die uitbreekt en zijn maatje blaffend achterlaat. 


Zo zittend op mijn campingstoeltje besef ik me ook dat misschien wel 80% van het leven is zoals wij in West-Europa gewend zijn. Dat andere deel, die oude vrouwtjes op een bankje zittend voor op straat, keuvelend, die ene big met jonkies in een voortuin, her en daar twee of drie koeien, fruitbomen, moestuintjes, paard en wagen die langskomen, dat deel roept iets in de ziel van nostalgie. Terwijl ik zelf bijna te jong ben om het echt meegemaakt te hebben. Bij ons dan. 


Dat is hier wel anders. In deze landen is pas sinds 1989 het ijzeren gordijn gevallen en het communisme de deur uitgegaan. Pas 34 jaar geleden. Sommige leerkrachten op school zijn nog steeds een beetje van de oude stempel, vertelt de campingeigenaar. Hij kent nog de tijd waarin er nauwelijks eten te verkrijgen was. En zijn schoonmoeder begrijpt maar moeilijk hun levensstijl.

HONGARIJE


Hongarije staat voor ons in het teken van weerzien. Niet met het land maar met Richard. Bijna zeven jaar na onze ontmoeting bij de Canarische Eilanden stoppen we met onze bus in de berm voor Richard zijn huis en overdadig groene tuin. Richard springt tevoorschijn en we vallen elkaar in de armen. Tranen vermengen zich met blijdschap en verwondering. 


Martha leeft niet meer. Krisztyna ontmoeten we voor het eerst. Drie dagen lang baden we in warmte en gezelligheid. Krisztina maakt de heerlijkste gerechten en baksels. We bezoeken het Libafestival (een soort dorpsfeest), gaan met Richard zijn oude 4x4 door het bos (waar de asfaltweg verworden is tot gaten en puin), zwemmen in een bergmeertje en gaan samen wildkamperen bij een meer wat ontstaan is door afgravingen. Donker is in deze gebieden ook echt donker. We zien tientallen vallende sterren. 


Het kleine deel van Hongarije wat wij zien, is opnieuw een oase van groen en rust. Van drie dagen zouden we drie weken kunnen maken. Toen was het contact bijzonder. Nu weer. Maar ook hier nemen we weer afscheid. 


Grote en kleine ‘saying goodbyes’. Steeds weer en weer. Van een mooie plek, van mooie mensen. Dat begint al bij het thuisfront. Al onze reizen zitten vol met afscheid nemen. Of eigenlijk met doorreizen. De verwondering, schoonheid en liefde nemen we mee in ons hart. 


We rijden veel naast het spoor en daarnaast loopt dan de rivier. Google kiest soms voor wat bijzondere verbindingswegen, daardoor zien we woonwijken en oude stations. Nog steeds veel kerken, al zijn ze kleiner dan in Polen. Maria heeft plaatsgemaakt, ergens in het zuiden van Slowakije, voor Jezus aan het kruis en nog steeds zien we veel ooievaars. Winkels lijken dicht maar blijken open. Als het pleisterwerk van de gevel van woonhuizen gevallen is, zien we blokken met een soort leem, gemetseld en met leem aangesmeerd. Je ziet de strootjes in het materiaal. Overal staan veel fruitbomen. 


Richting de grens met Roemenië lijken de huizen langzaam bouwvalliger. Veel kinderen en mensen scharrelen op straat. Misschien weer een gipsy buurt, zeggen we tegen elkaar. 

SLOWAKIJE


We rijden door Zakopane omdat we het idee hebben opgevat om om het Tatra gebergte heen te rijden. De kabelbaan laten we achterwege. Het is nog steeds bewolkt regenachtig weer. Het begint best mooi, we merken veranderingen op in de bouwstijl van huizen, maar het blijkt de meest verschrikkelijke route als je van natuur houdt. Een rondweg is hier nog niet en dus gaan we door Zakopane heen. Dreas oppert dat er iets zeer bijzonders te verkrijgen is. Hoe kan het anders zo extreem druk zijn?


Ook de weg rondom het Tatra gebergte is druk met veel auto’s, mensen, grote hotels en ontelbare stoplichten omdat aan heel de route aan de weg wordt gewerkt. Misschien hebben ze haast om het voor de wintersport klaar te krijgen. Wij zijn blij als we rond zijn en het gevoel hebben dat we wild kamperen wanneer we op een camping midden in het bos belanden. 


De volgende dag is de koers zuid en zet de ongerepte en uitgestrekt natuur zich voort. Rust, ruimte, groen, groen en groen. We slapen op de camping bij de Friese Anton en Slowaakse Jana. Hij woonde in Slowakije, zij in Nederland en nu runnen ze samen een camping. Anton weet ook de oplossing van ons laadprobleem. De nieuwe dynamo blijkt toch wel goed te werken. We annuleren de afspraak met de garage in Boedapest.  

POLEN


Over de Autobahn der Freiheit rijden we 1 juli Polen binnen. We nemen gelijk de eerst afrit en zetten in Google Maps het vinkje ‘autosnelwegen vermijden’ aan. Vanaf nu rijden we lokale wegen. 


Op weg naar het Dreamersland Festival. Het festival is het eerste doel.
En tevens ook de aanleiding voor de hele reis daarna. 


Het wegdek wordt slechter, we passeren veel spoorwegovergangen zonder slagbomen, regenwater wordt afgevoerd op straat in plaats van in het riool, tuinen zijn met betonnen schuttingen in allerlei varianten afgescheiden en de gevels zijn vol behangen met schotels. Veel grote kerken, in allerlei verschillende bouwstijlen en heel veel ‘altaarplekken’ langs de weg, versierd met plastic linten. Vooral Maria staat hier, tussen plastic bloemen. De graven op de begraafplaatsen zijn heel rijkelijk voorzien van bloemen en windlichten, alles van plastic. 


De sfeer op het Dreamersland Festival is zoals je heel de wereld wenst. In een groot park spelen heel de dag, op meerdere plekken artiesten, en zijn er andere dingen te beleven. Kinderen rennen rond, dansen mee of spelen met elkaar. We staan met z’n allen hutje mutje op elkaar gepropt met tentjes, campers en caravans. Hier hoor je een drum, daar een gitaar. Love, peace and happiness en goede artiesten. 


Op de camping bij het Sulowskimeer zet de eigenaar van de camping, tevens jachthaventje, ons bij de waterscouting kinderen aan boord en varen we een rondje op het meer. Een jongetje spreekt goed Engels, met de schipper spreken we gebarentaal. Om iets terug te geven, geven we ze de laatste stroopwafels en jodekoeken.  


Volgende stop: Auschwitz Birkenau. Onwerkelijk. Absurd. Bizar. Abstract ook. Alsof het niet goed te bevatten is. Bergen schoenen, honderden misschien wel duizenden kilo’s haren (want daar kon je goed textiel mee maken), koffers, potten en pannen. Tientallen barakken, barakken waar bijvoorbeeld 400-700 vrouwen opgepropt sliepen, drie hoog en met vijf of zes op een rij, na de lange dagen werken, in ijzige kou en vuiligheid. 


En dan het besef dat we nog steeds zoveel oorlog en onderdrukking in de wereld kennen. En ik geloof werkelijk niet dat de gewone man en vrouw oorlog, onderdrukking en geweld willen. Overal onderweg zien wij mensen, gewoon mensen zoals onszelf, mensen die een andere taal spreken en een andere cultuur kennen maar die hetzelfde willen en doen. Inkomen vergaren om hun leven te leiden en de eventuele kinderen een toekomst te geven.